omslag

Samenvatting van:

Group schema therapy versus group cognitive behavioral therapy for social anxiety disorder with comorbid avoidant personality disorder: study protocol for a randomized controlled trial




Achtergrond: Sociale Angst Stoornis (SAS) met comorbide ontwijkende persoonlijkheidsstoornis (OPS) komt vaak voor en gaat gepaard met ernstige psychosociale problemen en hoge maatschappelijke kosten. Wanneer een patiënt zowel lijdt aan SAS als aan OPS beveelt de Nederlandse Multidisciplinaire Richtlijn voor Persoonlijkheidsstoornissen verlengde cognitieve gedragstherapie (CGT) aan.
Onlangs werden verschillende aanwijzingen gevonden voor de effectiviteit van schematherapie (ST) voor het behandelen van persoonlijkheidsstoornissen als Borderline Persoonlijkheidsstoornis en cluster C persoonlijkheidsstoornissen. Omdat ST zich richt op onderliggende persoonlijkheidskenmerken en inadequate, gedurende de kinderjaren ontwikkelde coping strategieën, zou deze behandeling wel eens in het bijzonder effectief kunnen zijn voor patiënten met SAS en comorbide OPS. Voor zover wij weten zijn er nog geen studies uitgevoerd waarin CGT met ST wordt vergeleken voor deze specifieke groep patiënten. De huidige superioriteitstrial richt zich op de vergelijking van de effectiviteit van deze twee interventies. Als een aanvullende doelstelling zullen predictoren en onderliggende veranderingsmechanismen worden verkend.

Methode/design: De studie is opgezet als een multicentre gerandomiseerd gecontroleerde trial met twee groepen (RCT) waarin de effectiviteit van groep cognitieve gedragstherapie (GCGT) wordt vergeleken met groep schema therapie (GST) binnen een half-open groepsformaat. In totaal zullen 128 patiënten in de leeftijd van 18 tot 65 jaar worden geïncludeerd. Zij zullen gedurende ongeveer 9 maanden 30 sessies GCGT of GST ontvangen. Primaire uitkomstmaten zijn de Liebowitz Social Anxiety Scale Self-Report (LSAS-SR) voor de sociale angststoornis en de nieuw ontwikkelde Avoidant Personality Disorder Severity Index (AVPDSI) voor de OPS. Secundaire uitkomstmaten zijn de MINI (sectie SAS), de SCID-II (sectie OPS), de Schema Mode Inventory (SMI-2), de Inventory of Depressive Symptomatology Self-Report (IDS-SR), de World Health Organization Quality of Life-BREF (WHOQOL-BREF), de Difficulties in Emotion Regulation Scale (DERS), de Rosenberg Self-Esteem Scale (RSES) en de Acceptance and Action Questionnaire (AAQII). Data zullen worden verzameld kort voor het begin van de behandeling, halverwege en aan het einde van de behandeling. Zij zullen worden gevolgd door follow-up metingen 3, 6 en 12 maanden na afloop van de therapie.

Discussie: Deze trial zal onze kennis over de effectiviteit en toepasbaarheid verhogen rondom de beide behandelmethodes voor patiënten die aan SAS met comorbide OPS lijden.

terug